-
1 autorisé
autorisé [ootorriezee, ottorriezee]2 bevoegd ⇒ gerechtigd, goedgekeurd♦voorbeelden:je me crois autorisé à dire que • ik geloof dat ik zeggen mag datadj1) bevoegd, gerechtigd2) toegestaan3) geautoriseerd [vertaling]4) gezaghebbend -
2 personne autorisée
personne autorisée -
3 qualify
v. scholen, bekwamen; bevoegd zijn; aan de eisen voldoen; beperken; distantiëren; definiëren; karakteriseren; matigen1 zich kwalificeren ⇒ zich bekwamen, bevoegd/geschikt zijn/worden♦voorbeelden:do you qualify to vote? • heb je stemrecht?qualify for membership • in aanmerking komen voor lidmaatschapII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beperken ⇒ kwalificeren, (verder) bepalen2 kenmerken ⇒ kenschetsen, karakteriseren3 geschikt/bevoegd maken ⇒ het recht geven♦voorbeelden:a qualifying match • een kwalificatiewedstrijdqualify one's statement • zijn verklaring nader preciseren -
4 authority
n. autoriteit; bevoegdheid; instantie[ o:θorrətie, ə-]I 〈telbaar zelfstandig naamwoord; meervoud: authorities〉♦voorbeelden:to have something on good authority • iets uit gezaghebbende bron vernomen hebben1 autoriteit ⇒ gezag, wettige macht2 autoriteit ⇒ (moreel) gezag, invloed♦voorbeelden:who's in authority? • wie heeft de leiding?, wie is verantwoordelijk?on/under the authority of • in opdracht van -
5 probation officer
reclasseringsambtenaar (persoon die door een jeugdrechter bevoegd is om toezicht uit te oefenen op jeugddelinquenten)probation officer〈 juridisch〉 -
6 warrantor
n. volmachtgever; geeft een garantiebewijs; bevoegd, staat borg[ worrəntə]
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский